top of page

Schelden en knokken in de kroeg

In de geweldzaken voor de Brugse rechtbanken waarvan de verhoren op het Getuigenissen-platform staan, verschijnt de kroeg vaak als de crime scene, zowel in de 18de als in de 19de eeuw. Logisch dat veel vecht- en scheldpartijen zich daar afspeelden, zal u zeggen: dronkaards kunnen zich niet beheersen en doen en zeggen domme dingen, dan is een conflict snel geboren. Maar hoewel de ontvlambare werking van het rijkelijk vloeiende bier zeker een rol speelde, is dit niet de kern van caféruzies. Dat men precies in de kroeg tot twisten kwam, zegt vooral iets over de centrale plek van de herberg in het dagelijkse leven van veel stedelingen. Cafébezoek kan tot in het begin van de 20ste eeuw zelfs een levensnoodzakelijke activiteit worden genoemd voor mensen uit de laagste sociale klassen. Een groot deel van de bevolking leefde met hun hele gezin in piepkleine huisjes van amper één of twee kamers. Kaarsen en brandstof voor de verlichting en de verwarming waren duur en bovendien was de sfeer er niet bepaald gezellig. In de vele herbergen van de stad - Amsterdam telde midden 18de eeuw ongeveer 1350 drinkhuizen, Antwerpen in 1909 ongeveer 5500 - brandde daarentegen een gratis haardvuur en kon men de dagelijkse sleur achter zich laten. Nog belangrijker was de aanwezigheid van anderen, waarmee men een netwerk kon uitbouwen. Voor wie niets had, waren vrienden, kennissen en familie van onschatbaar belang. In een tijd waarin er weinig tot geen sociale zekerheid bestond, konden zij als vangnet dienen wanneer het slecht ging. Voor nieuwkomers in de stad werd de herberg vanaf de 18de eeuw zelfs de plaats van aankomst en integratie bij uitstek: het houden van een eenvoudige kroeg werd een typisch migrantenberoep dat weinig investeringen vereiste. Een gehuurde kamer, enkele banken en een kleine voorraad bier volstonden. Bij de zaken die enkel drank schonken, stond het ‘cabaret’ of het ‘estaminet’ op de onderste trap van de sociaal-economische ladder: Antwerpen telde in 1909 4900 zulke ‘staminées’, die vooral in de volkse buurten gevestigd waren zoals de Seefhoek en het Sint-Andrieskwartier. Men bestelde er bij een ‘cabaretier’ gewoonlijk jenever en goedkopere Belgische bieren.


De herberg vormde een brandpunt van sociale cohesie: bij pot en pint werden belangrijke sociale relaties gesmeed en onderhouden. In de kroeg werden vaak belangrijke feesten zoals geboortes, doopsels, bruiloften gevierd, waarbij men de drank samen met familieleden, buren en vrienden rijkelijk liet vloeien. Het samen drinken van enkele glazen bier of wijn gold als een sociale conventie. Daaraan werd de diepgang van sociale relaties afgewogen, zoals een getuige in de zaak over geweldpleging op Constantin Lestienne in het voorjaar van 1850 duidelijk maakte: “(met hem) zyn ik niet byzonlyk vriend of kennis en het is wel vier jaren geleden dat ik met hem geen glas bier heb gedronken” (RABrugge_EAC_843_32511). Het afslaan van een traktatie in de kroeg werd dan ook als een belediging opgevat, een aantasting van de reputatie van de aanbieder, en kon tot hevig conflict leiden. Omdat een goede naam en sociaal netwerk zo belangrijk waren, wilden herbergklanten per se gezichtsverlies vermijden; zulke beledigingen konden ze niet onbeantwoord laten. De kroeg was bijgevolg ook een belangrijke plek van conflictafhandeling en sociale controle. Buurtbewoners die zich misdroegen en ‘schandaal’ veroorzaakten, werden het onderwerp van gesprek in de herberg en daaruit groeide dan consensus binnen de gemeenschap over hoe de lastpost moest worden aangepakt. In andere gevallen trokken strijdende partijen naar de kroeg om er een al langer aanslepend conflict te beëindigen door publiekelijk, in het bijzijn van anderen, tot een vergelijk bekomen, mogelijk mits een vechtpartij. En soms huisvestte de herberg zelfs een ‘echte’ rechtbank, zoals de schepenbank van Ardooie in herberg De Swaene.


De notie ‘drinkebroeders’ zegt het al: herbergklanten waren in de eerste plaats mannen. Dat betekent niet dat vrouwen niet aan het kroegleven deelnamen of niet dronken. Zo getuigde een herbergierster in de hogervermelde zaak van geweldpleging op Constantin Lestienne dat de vrouw van Lestienne die bewuste avond ook in de herberg aanwezig was in het gezelschap van twee van haar broers en dat zij aan het dansen waren (RABrugge_EAC_843_32511). Maar er was wel een mannelijk overwicht onder de stamgasten en doordat drinken in het algemeen minder aanvaardbaar was voor vrouwen, verschenen dronken vrouwen ook minder vaak in rechtszaken dan dronken mannen. Dat is één van de gedeelde kenmerken van de vele kroegruzies die de voorbije twee tot vier eeuwen voor lagere rechtbanken kwamen in de Lage Landen. Daarnaast valt het op dat deze conflicten heel verschillende oorzaken konden hebben, maar doorgaans een typisch patroon volgden, dat bovendien opmerkelijk stabiel bleef doorheen de tijd.


Zo vertonen de caféruzies die voor de correctionele rechtbank van Brugge kwamen in de 19de eeuw – een periode die nog minder werd onderzocht, maar wat dankzij het Getuigenissen-project kan worden ingehaald – veel gelijkenissen met de gewelddadige conflicten in herbergen die Brecht Deseure terugvond in processen in 's-Hertogenbosch uit de periode 1650-1800, maar ook met degene die Antoon Vrints aantrof in processen-verbaal van de Antwerpse politie in de vroege 20ste eeuw. Aan de basis lag gewoonlijk een banaal voorval, waardoor desondanks gezichtsverlies dreigde voor één van de betrokkenen. De benadeelde partij peilde vervolgens naar de intenties van de tegenstander. Met uitdagende taal, scheldwoorden en obscene gebaren lokten beiden elkaar uit hun tent. Wanneer de beledigingen onhoudbaar werden voor de eer van één van beiden, dan eiste die de andere naar buiten voor een tweegevecht. Met veel vertoon verlieten ze de herberg en stelden zich tegenover elkaar op voor de herbergdeur, soms met de vuisten als wapen, vaak met een mes in de aanslag. Het gevecht eindigde wanneer één vechtersbaas de ander een vernederende wonde kon toebrengen, al dan niet met de dood tot gevolg. Vaak was er een vrouw in het spel, of zoals Constantin Lestienne uitlegde in verband met zijn belagers: “ik denke dat dezen op my wat vergramd is om dat ik in eene vergadering met zyn lief eens gedanst heb, waerom Vercamp my gezegd heeft dat hij my wel eens zoude gevonden hebben” (RABrugge_EAC_843_32511).


In de herbergen bestond er duidelijk een cultuur van mannelijke eer, waar geweld een belangrijk deel van uitmaakte. Dat kon zodanig escaleren dat de herbergier zelf met geweld de orde herstelde: zo beschoot Auguste Sercu, een 28-jarige café-uitbater uit Kortemark, in februari 1890 meerdere van zijn jonge klanten die bij een uit de hand gelopen ruzie het hele café kort en klein dreigden te slaan (RABrugge_EAC_2538_289). Toch was het geweld zelden het doel. Wanneer tussen herbergklanten ruzie dreigde, dan deden de omstanders er alles aan om een conflict te ontmijnen. Ze moedigden de twee aan om elkaar de hand te drukken en samen ‘af te drinken’. Dat betekent: samen uit één pint drinken en zo het conflict begraven. Dikwijls probeerde ook één van de betrokkenen om de ander te bedaren, zodat die hem niet tot een gevecht zou uitdagen. Een uitdaging afslaan was immers niet mogelijk, dat betekende zoveel als eerloze overgave. Ook echtgenotes en herberguitbaters traden dikwijls op als verzoeners. Lukte dit niet en kwam het uiteindelijk tot een gevecht, dan was ook dit aan strenge regels gebonden. Het gevecht moest eerlijk zijn en plaatsvinden tussen twee gezonde mannen. Bovendien was het de bedoeling om enkel een vernederende wonde toe te brengen, bijvoorbeeld een wonde in het gezicht. Zware verwondingen en doodslag waren verboden. Zondigde iemand tegen de ongeschreven regels van het tweegevecht, dan kwamen de omstanders tussenbeide. De steekwonde die de zoon van een 44-jarige Brugse kleermaker in maart 1860 in de hals kreeg, werd buitensporig geacht, daar waren meerdere getuigen het over eens; het is op zulke momenten dat de gerechtelijke autoriteiten werden ingeschakeld (RABrugge_EAC_1218_3614).


Wil je te weten komen wat er allemaal in herbergen gebeurde tijdens de 18de en 19de eeuw? Doe mee aan Getuigenissen en ontdek wat getuigen en verdachten te vertellen hebben.


Margo De Koster (Vrije Universiteit Brussel, vakgroep criminologie)


Afbeelding: Drinkende mensen in een kroeg, 19de eeuw. Collectie: Rijksmuseum Amsterdam.


Bronnen: Rijksarchief Brugge, Correctionele Rechtbank (EAC 000), nrs. 843-32511, 1218-3614 en 2538-289.


Literatuur:

- K. Bovyn, Duitse horeca uitbaters in Antwerpen tijdens de Belle Époque en de Eerste Wereldoorlog: Van migratie tot exclusie. Onuitgegeven Masterproef Geschiedenis UGent, 2007-2008.

- B. Deseure, 'Ten respecte van de eerlijcke compagnie': Maatschappelijke plaatsbepaling van de herberg te 's-Hertogenbosch in een periode van sociale transformatie (1650-1800). Onuitgegeven licentiaatsverhandeling Geschiedenis, Universiteit Antwerpen, 2006-2007.

- H. Soly, ‘Kroeglopen in Brabant en Vlaanderen’, Spiegel Historiael, 18 (1983), p. 569- 577.

- A. Vrints, Het theater van de straat. Publiek geweld in Antwerpen tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw. Amsterdam: Amsterdam University Press, 2011.

bottom of page