In de tweede helft van de negentiende eeuw onderging de landbouw in België een ingrijpende verandering. Tussen 1750 en 1850 verdubbelde de Belgische bevolking haast. Die sterke demografische groei zorgde ervoor dat er geen gebrek was aan arbeidskrachten. In combinatie met de relatief grote hoeveelheid beschikbaar land, maakte dit dat onze landbouw tot diep in de negentiende eeuw als een traditioneel landbouwsysteem kan worden beschreven, waarbij reële productiviteitsstijgingen ten gevolge van technologische innovatie relatief beperkt bleven. Zo werd het graan bij ons bijvoorbeeld nog tot in de jaren 1880-1890 op de traditionele manier geoogst, d.w.z. met pik en pikhaak. Met de zogenaamde Agricultural Invasion (de massale import van goedkoop graan uit de VS, Oekraïne,…) kreeg de klassieke graanteelt in België, en bij uitbreiding de rest van West-Europa, vanaf ca. 1870 rake klappen en begonnen almaar meer boeren zich toe te leggen op veeteelt en tuinbouw. Tegelijkertijd nam het aantal landarbeiders en dagloners in de traditionele akkerbouw af. Die daling van arbeidskrachten vormde een belangrijke aanzet tot mechanisering, al bleef die in ons land zeker tot aan de Eerste Wereldoorlog relatief bescheiden.
Afgaande op het verhaal hieronder blijkt dat de mechanisering van de landbouw op het Brugse ommeland zich alvast omstreeks 1870 stevig doorzette, in die mate dat er zelfs sprake was van een heuse concurrentiestrijd, waarbij bepaalde partijen niet terugdeinsden voor sabotage. Op maandagavond 7 februari was de zogenaamde ‘machine van Sint-Kruis’, een mechanische dorsmachine, eigendom van de ‘Vereniging der landbouwers te Sint-Kruys’, toegekomen op het erf van Jacobus Watelle, de kersverse burgemeester van Damme. Naar goede gewoonte had Leopold Billiet, de machinist van de dorsmachine, de nacht daar doorgebracht ‘gelyk het t'gebruik is dat de machinisten slapen waer hunne machine staet en waer zy s'anderdaegs moet werken’. Bij het krieken van de dag was hij opgestaan om het vuur te maken dat nodig was om de stoom op te wekken. Twee uur later kwamen de overige loondorsers toe en nadat zij alles hadden klaargezet, kon het dorsen beginnen. Nauwelijks was de eerste schoof verwerkt, of de machine viel abrupt stil. Billiet aarzelde niet, doofde het vuur en begon alles te controleren. Tot zijn grote verbazing bleek dat het wiel, waar het graan ronddraaide, het had begeven. De schuldige was een stuk ijzer, dat tussen de spaken zat geklemd. Voor de machinist leed het geen twijfel dat de dorsmachine die nacht moedwillig was gesaboteerd. De dag ervoor had hij er immers nog tot 's avonds laat meegewerkt zonder dat er zich een probleem had voorgedaan. Uit de sabotage bleek duidelijk dat de dader maar al te goed wist wat hij deed want ‘had men het yzer elders ingesmeten er had geene braek kunnen bestaen en men had het moeten zien; de machien had alleenlyk niet kunnen in gang geraken’. Billiet zou later in zijn verklaring dan ook suggereren dat ‘het yzer in onze machine gesmeten geweest zyn door iemand die ze kent’. De schade bleek aanzienlijk, maar nog diezelfde dag werd de dorsmachine hersteld.
Al snel na het merkwaardige voorval kwamen twee verdachten in beeld. Eén van hen was een zekere A(r)mand Knockaert uit Moerkerke, zelf mede-eigenaar van een mechanische dorsmachine. Normaal was hij het die het graan bij Watelle dorste, maar recent had hij van een van diens werkmannen vernomen dat zijn baas dit jaar een beroep zou doen op de dorsmachine van Sint-Kruis, waarop hij erg verbaasd had gereageerd. Knockaert maakte zich bovendien extra verdacht door de dag na de feiten langs het erf van Watelle te passeren en langs zijn neus weg te vragen aan een van de loondorsers of het klopte wat hij gehoord had over de dorsmachine die het begeven had en waarvan het herstel wel 1000 frank had gekost. Toen hij te horen kreeg wat het mankement precies was geweest, had hij daarop geantwoord ‘Had ik hier geweest na eene halve uer of eene uer had men kunnen voortwerken’. Later in zijn verhoor liet hij geen kans onbenut om Billiet zwart te maken. Hij beweerde dat het de machinist aan de nodige technische kennis ontbrak en dat hij wellicht nonchalant was geweest door de dorsmachine bij het klaarmaken niet of onvoldoende te hebben gecontroleerd, waardoor hij het ijzer niet had opgemerkt. Terloops liet Knockaert daarbij bovendien optekenen ‘wy moeten niet yaloers zyn der machine van Sint-Kruys, zy kan ons geene schade doen, want wy hebben meer werk dan wy kunnen doen’.

Bij de sabotage zou hij op de hulp van ‘zijn’ machinist Leopold Venneman hebben kunnen rekenen. Die moest die bewuste nacht normaal blijven slapen op de boerderij waar hun dorsmachine aan het werk was, maar had dat niet gedaan, naar eigen zeggen omdat zijn vrouw hoogzwanger was en hij haar in die omstandigheden niet alleen wou laten. Het was ironisch genoeg net zij die hem nietsvermoedend erg verdacht maakte door het ijzeren werktuig, dat in de dorsmachine was aangetroffen, te identificeren als de breekbeitel waarmee haar man hout spleet. Toen Venneman hiermee werd geconfronteerd, ontkende hij in alle toonaarden, eraan toevoegende ‘Myne vrouw is eene dwaze konte’ (al zou hij later weerleggen dat hij dit ooit had gezegd). Vennemans zoontje, op zijn beurt, had aan een schoolvriendje verteld dat Knockaert die maandagavond laat bij hen thuis was geweest en dat zijn vader hem toen naar buiten had vergezeld, daarbij zeggende 'Gy moogt alleen naer huis niet gaen, ik zou iemand mee doen’, waarop beide mannen samen naar buiten waren gegaan. Ook hier zou Venneman later een uitleg voor hebben, al is het maar de vraag hoe geloofwaardig die voor de rechtbank is overgekomen…
Bron: Rijksarchief Brugge, EAC, nr. 1479 Afbeelding: Graanveld, Peter De Wint, 1815, Victoria and Albert Museum, Londen Beknopte literatuurlijst Jan Blomme, ‘Produktie, produktiefactoren en produktiviteit: De Belgische Landbouw 1846-1910’, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 24 (1993), 275-293
Guy Dejongh, ‘De Belgische landbouw in een periode van transitie, 1750-1850. Een nieuwe bijdrage tot een onvoltooid debat’, Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, 78 (2000), 471-496
https://cagnet.be/s/start/page/landbouw-1750-1880-agricultural-invasion (geraadpleegd op 29 maart 2020)