
©Rijksarchief Leuven, schepengriffies arr. Brussel, nr. 5947
​
18DE-EEUWSE STRAFRECHTSPRAAK
IN EEN NOTENDOP
_____
​
​
Traditie, lokaliteit en autoriteit, dat kenmerkte de 18de-eeuwse criminele rechtbanken. Iedere stad, plattelandsgebied en heerlijkheid had een eigen schepenbank die strafrechtspraak kon uitoefenen (de lage, middele en hoge justitie). Deze schepenbanken hadden niet enkel de rechterlijke macht in handen, maar ook de wetgevende en uitvoerende macht. Van een scheiding der machten was dus nog geen sprake. De schepen-rechters van dienst behoorden vaak tot de lokale adel. Een universitair diploma was alleszins geen must. De opsporing van de misdaad en de opvolging van de straffen was de taak van lokale gerechtsofficieren: de baljuw, de schout, de amman of de meier. Ook de kerkelijke macht had strafrechtelijke bevoegdheid. Misdaden gepleegd door pastoors of inbreuken tegen het geloof, zoals godslastering en ketterij, werden door de kerk behandeld, al werd deze kerkelijke strafrechtspraak sterk ingeperkt naar het einde van de vroegmoderne periode.
​
De styl crimineel (1570) bepaalde in grote mate de achttiende-eeuwse strafrechterlijke procedure, terwijl de wetten en bijhorende strafmaten lokaal werden geregeld. Deze procedure kende vijf fasen, maar beperkte zich vaak tot de beginfases. Eerst en vooral voerden gerechtsofficieren een vooronderzoek (1), ook wel informatie preparatoir genoemd, uit. Hierin werd de misdaad vastgesteld, werden getuigen verhoord en eventueel (een) verdachte(n) gearresteerd, zeker wanneer hij of zij op heterdaad betrapt was. Daarna volgde(n) één of meerdere ondervraging(en) van de verdachte(n) (2), die in de gevangenis of het spinhuis verble(ef)(ven). In complexe zaken kon een daarop een uitgebreid onderzoek (3) volgen en eventueel tortuur (4). Het vonnis (5) beëindigde de strafrechtelijke procedure. De straf kon een gevangenis-, lijf- of verbanningsstraf zijn. Bij ernstige feiten was de doodstraf mogelijk. Beroep tegen de uitspraak was niet mogelijk.
​
​
​
​
​
REGIO'S
_____
​
​
De werking van de criminele schepenbank verschilde van regio tot regio. Die verscheidenheid heeft ook een weerslag op de bronnen.
​
-
Voor Brugge zijn verschillende reeksen bewaard voor de schepenbank van Brugge (TBO 119). Enerzijds zijn er de (voor)onderzoeken die te vinden zijn in de criminele informatiën (1700-1766) en de registers instructies, verklaringen van getuigen (1776-1790). Deze bronnen bevatten getuigenverhoren, (medische) rapporten en verzoeken. Anderzijds zijn de verdere onderzoeken terug te vinden in de criminele vervolgen (1700-1771) en de tychten (1776-1790). Deze bevatten heel wat ondervragingen van verdachten en gevangenen. Deze bronnen beschrijven vooral conflicten omtrent agressie en (huishoudelijk) geweld, diefstal, collocatie, verdachte kwetsuren, en zoveel meer.
-
De ruime plattelandsregio rond de stad Brugge was het Brugse Vrije. Voor deze regio werden een reeks criminele verhoren uit archief van de schepenbank van het Brugse Vrije geselecteerd.
​
-
In Antwerpen stond de Hoge Vierschaar in voor de strafrechtspraak. De bronnenreeks die werd aangeboord, zijn de Informatiën en Examinatiën (1700-1794).​